Panteia verwacht stijgende kosten voor binnenvaart

ROTTERDAM De kosten voor de binnenvaart stijgen ook dit jaar weer. De belangrijkste oorzaak is de hogere brandstofprijs. Deze stijging is een voortzetting van de verhoging van de gasolieprijs die in 2016 begon. Dit blijkt uit de kostenrapportages voor de binnenvaart van Panteia in opdracht van het Centraal Bureau voor de Rijn- en Binnenvaart.

De verwachte kostenstijgingen variëren dit jaar tussen de 3,4% en 5,9%, afhankelijk van het type reis en schip. In de zand- en grindvaart verwacht Panteia een kostenstijging tussen de 3,4% en 4,8%. De brandstofkosten stijgen dit jaar naar verwachting met een kleine 11%. Schepen met veel vaaruren krijgen dus met de grootste kostenstijging te maken.

Nu al hoger
Omdat de huidige brandstofprijzen nu al hoger liggen dan het gemiddelde dat voor dit jaar wordt voorzien, moet de werkelijke ontwikkeling van de gasolieprijs volgens Panteia wel scherp gevolgd worden.

Indien de brandstofkosten buiten beschouwing worden gelaten, dan wordt een kostenontwikkeling verwacht tussen de 1,9% en 2,8%. Verder stijgen ook de arbeidskosten en onderhoudskosten flink. Dit komt door krapte op de arbeidsmarkt en een grotere activiteit op de scheepswerven. Alleen de kapitaalkosten dalen, als gevolg van lagere rentes die opnieuw worden verwacht.

Veel vaaruren
Vorig jaar kreeg de binnenvaart bij een gelijkblijvende inzetbaarheid van de schepen al te maken met kostenstijgingen tussen de 2,7% en 7,1%. In de zand- en grindvaart stegen de kosten tussen de 3% en 5%. De kostenstijging was ook toen vooral het gevolg van toenemende brandstofprijzen, die met 14,8% stegen. De grootste stijging in kosten was dan ook te zien bij schepen die relatief veel vaaruren maakten. Panteia heeft het dan vooral over de tankvaart en duwvaart. Verder namen ook de reparatie- en onderhoudskosten, arbeidskosten en verzekeringskosten toe. De gemiddelde rentelasten daalden daarentegen in 2017.
Indien de brandstofkosten buiten beschouwing worden gelaten, bedroeg de kostenstijging tussen de 1% en +2,8%.

300 miljoen krediet voor groene scheepvaart

BRUSSEL ING en de Europese Investeringsbank (EIB) hebben een overeenkomst ondertekend om investeringen in groene Europese scheepvaart te ondersteunen. Het gaat om een bedrag van 300 miljoen euro, waarbij ING en EIB elk de helft bijdragen aan de kredietfaciliteit. Deze overeenkomst moet ervoor gaan zorgen dat ‘sponsors van groene en duurzame projecten in de maritieme transportsector kunnen profiteren van gunstige financiële voorwaarden’.

De kredietfaciliteit is beschikbaar voor klanten die grote interesse hebben in Europese projecten met een groen innovatie-aspect, zoals de bouw van nieuwe schepen of modernisering (retrofitting) van bestaande schepen, en geldt voor zowel de binnenvaart als de zeevaart.

Stimulans
Om een gediversifieerde portefeuille te creëren, investeert ING de 300 miljoen euro de komende drie jaar geleidelijk samen met de EIB. Het scheepvaartteam van ING gaat de financieringsverbintenis leiden en beheren. De lening wordt gegarandeerd onder het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI), hart van het Juncker Plan.

‘Het zal geen geheim zijn dat de scheepvaartsector een belangrijke bijdrage levert aan de CO2-uitstoot’, vertelt EIB-President Werner Hoyer. ‘Klimaatactie is een van de topprioriteiten van de EIB en dit soort financiering moet worden gezien als een stimulans voor reders om te overwegen zaken anders aan te pakken. De kredietfaciliteit is opgezet na vele gesprekken met Nederlandse partners uit de publieke en private sector en heeft tot doel de scheepvaartsector te helpen overschakelen naar een groenere toekomst.’

Prioriteit
Deze risicodragende kredietfaciliteit voor de scheepvaartsector is bedoeld voor projecten die de milieuprestaties van transportschepen verbeteren, gemeten naar vermindering van de uitstoot van verontreinigende stoffen en verhoging van de brandstofefficiëntie. Projectvoorstellen moeten worden ingediend bij ING en zijn onderworpen aan diens criteria voor risicoacceptatie.

Isabel Fernandez, hoofd Wholesale Banking bij ING, meldt dat duurzaamheid een belangrijke strategische prioriteit is voor ING. ‘We zijn erg trots dat we met de EIB kunnen samenwerken om onze scheepvaartklanten aan te moedigen na te denken over groenere en duurzamere financieringsmogelijkheden. Met deze overeenkomst ondersteunen wij onze scheepvaartklanten bij het veranderen van hun bedrijfsmodellen, zodat zij op een steeds duurzamere manier de toekomst tegemoet treden. De ondersteuning blijft van kracht gedurende het hele vergroeningsproces.’

Lagere kribben en oevers Pannerdensch Kanaal

DEN HAAG Rijkswaterstaat gaat kribben en oevers verlagen in het Pannerdensch Kanaal. Onlangs ging minister Van Nieuwenhuizen van Infrastructuur en Waterstaat akkoord met de verlaging van 38 kribben en vijf oevers. Hierdoor daalt bij hoogwater de waterstand op de Bovenrijn met vijf centimeter.

De 38 kribben die worden aangepakt liggen ten zuiden van de tunnel van de Betuwelijn tot aan de Pannerdensche Kop op beide oevers. Deze kribben worden 0,5 tot 1,5 meter verlaagd. Op een aantal plekken verlaagt Rijkswaterstaat ook de oevers.

Onderzoek
Om tot dit plan te komen, zijn diverse varianten van krib- en oeververlaging op het Pannerdensch Kanaal onderzocht. Vanuit allerlei invalshoeken zijn deze varianten met elkaar vergeleken: gevolgen voor waterhuishouding, scheepvaart, natuur, effecten voor belanghebbenden en gebruikers, vergunbaarheid en kosten. Op basis daarvan zijn keuzes gemaakt waarbij de veiligheid van het gebied en de gebruiksfuncties steeds voorop stond. Resultaat is het huidige voorkeursalternatief; een plan op hoofdlijnen.

Dit jaar gaat Rijkswaterstaat op zoek naar een partij die het plan verder uitwerkt tot een definitief ontwerp en vervolgens de uitvoering ervan voor zijn rekening neemt. Naar verwachting is het definitieve ontwerp eind 2019 gereed, waarna de besluiten en vergunningen ter inzage worden gelegd en er de mogelijkheid is tot inspraak. De uitvoering start in 2021. Naar verwachting zijn de werkzaamheden in 2023 afgerond. (Foto RWS)

ECT neemt 100 man aan in strijd tegen congestie

ROTTERDAM Terminaloperator ECT in Rotterdam gaat 100 extra operationele medewerkers werven. Met de extra inzet wil ECT de capaciteit van haar beide terminals structureel vergroten.

Het is voor het eerst sinds 2008 dat ECT weer mensen gaat aannemen. Dat is nodig vanwege de huidige en de te verwachten volumes en het behandelen van steeds groter wordende schepen en het leveren van een steeds hogere productiviteit. Naast het werven van operationele medewerkers heeft ECT tevens besloten om voor de komende zomervakantieperiode 75 extra vakantiewerkers te werven.

Ladingverlies
CEO Leo Ruijs van ECT meldt jarenlang een zeer voorzichtig beleid te hebben moeten voeren om het ladingverlies bij ECT, als gevolg van de opening van de nieuwe terminals op de Tweede Maasvlakte, te kunnen opvangen. ‘Dit heeft zowel intern als extern druk gezet op de organisatie. Met het werven van zoveel nieuwe medewerkers spreken we uit dat we vertrouwen hebben in onze klanten, de ontwikkelingen in de markt en in ons eigen bedrijf. We bouwen weer aan onze toekomst. Overigens is het wel een zaak van alle partijen om de keten te optimaliseren. Er wordt veel naar de terminals gekeken, maar alle spelers in de containerlogistiek hebben een eigen verantwoordelijkheid naast een collectief belang om de ladingstromen zo efficiënt mogelijk af te handelen. Het kan en mag niet van een terminal worden verwacht dat het alle pieken te allen tijde kan opvangen. We moeten gezamenlijk zorgen voor een evenwichtige en efficiënte benutting van de gehele capaciteit in de keten.’

Kans op hoge boetes bij werken in het buitenland

HUISSEN Maritieme toeleveranciers die met hun eigen personeel werk in het buitenland verrichten, lopen het risico op hoge boetes indien ze de vereiste papieren niet allemaal goed voor elkaar hebben. Een Nederlands elektrotechnisch bedrijf in de maritieme sector kreeg op deze manier al een boete van meer dan 10.000 euro in Frankrijk voor de kiezen.

De wintermaanden zijn voor veel cruiserederijen bijvoorbeeld de tijd dat er hard aan de schepen wordt gewerkt om deze weer klaar te maken voor het nieuwe seizoen. De Nederlandse maritieme bedrijven zijn goed in dat werk en dikwijls staan dan ook diverse Nederlandse busjes van bijvoorbeeld timmerlieden en elektriciens op de kades in het buitenland. Ook de inspectiediensten in het land waar wordt gewerkt zien dat, en deze treden steeds strenger op als de werkgever niet aan de wetten en de regels van het land voldoet. Vaak gebeurt dat vanwege sociale aspecten, bijvoorbeeld het voorkomen van uitbuiting, maar het gebeurt ook wel eens dat landen hun eigen markt willen beschermen. Protectionisme dus. ‘Stelregel is dat bedrijven die hun werknemers tijdelijk in het buitenland laten werken, moeten voldoen aan de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden die gelden in het land waar het tijdelijke werk plaatsvindt’, vertelt Tom Ebeling van EuroProof. Ebeling verricht met zijn bedrijf de administratieve afhandeling indien bedrijven werknemers in het buitenland laten werken. ‘Bij een controle van de Franse arbeidsinspectie moet een geldig A1-formulier kunnen worden overhandigd. Anders krijgt de organisatie een boete van € 3.269 per werknemer. En het niet naleven van de verplichting tot voorafgaandelijke melding en voorafgaandelijke aanduiding verbindingspersoon kan tot serieuze boetes leiden. Zo kan de werkgever die niet voldoet aan deze formaliteiten gesanctioneerd worden met een boete van 2.000 euro per gedetacheerde werknemer, en zelfs tot 4.000 euro ingeval van herhaling. Deze boete kan gaan tot een maximum bedrag van 500.000 euro per werkgever. En de opdrachtgever die medeverantwoordelijk is voor een overtreding van zijn medecontractant riskeert eveneens deze boete.’

Arbeidsvoorwaarden
Een bedrijf dat een contract heeft met een zakenpartner in een ander EU-land en personeelsleden van het bedrijf voor een beperkte tijd naar dat land moeten om het contract uit te voeren, moet dus de regels voor detachering van dat desbetreffende land naleven. Dat betekent dat het uitgezonden personeel gedurende de detachering onder dezelfde arbeidsvoorwaarden valt als is bepaald in de wetgeving of de collectieve arbeidsovereenkomsten van het gastland. Het gaat hierbij onder meer om de minimale rusttijden, de maximale arbeidstijd, het minimumaantal betaalde vakantiedagen en de betaling van het minimumloon. Specifieke toelagen voor de detachering, zoals dagvergoedingen worden als deel van het minimumloon beschouwd, tenzij het gaat om vergoedingen van reële uitgaven van uw werknemers zoals van de reis- en verblijfskosten. Ook is in de meeste landen de bescherming van zwangere vrouwen en jonge moeders geregeld en de gelijke behandeling van mannen en vrouwen. ‘Indien de arbeidsvoorwaarden in het eigen land gunstiger zijn voor het personeel dan die in het gastland, dan kunnen bedrijven deze natuurlijk handhaven tijdens de detachering’, verduidelijkt Ebeling.

Medische verklaring
De internationalisering van de arbeidsmarkt biedt vanzelfsprekend kansen aan zowel werkgevers als werknemers. Maar Ebeling ziet vaak gebeuren dat ondernemers de soms grote lokale verschillen in wetgeving en cultuur onderschatten. ‘Ondernemers hebben hun handen al vol aan vraagstukken als wat vraagt de markt nu en in de nabije toekomst van mij, waar blijf ik op innoveren, wat is mijn concurrentiepositie en hoe behoud ik mijn klanten en niet te vergeten mijn mensen.’

Ieder land heeft dus volgens Ebeling zijn eigen procedures die een ondernemer moet volgen en deze kunnen in de praktijk voor onduidelijkheid en problemen zorgen. Een geldig identiteitsbewijs alleen is dus al lang niet meer voldoende om te mogen werken in de meeste landen. ‘In Frankrijk geldt bijvoorbeeld een 35-urige werkweek. Alle uren daarboven zijn overwerk en moeten dus met een toeslag worden uit betaald. We zien ook dat de wet- en regelgeving en de daarbij behorende verordeningen proportioneel toenemen. Zo eisen sommige landen dat er een medische verklaring wordt meegestuurd. Volgens de Europese regels voor de privacy mag dat helemaal niet, maar Frankrijk eist dat bijvoorbeeld wel. En alle vereiste documenten dienen in de taal van het betreffende land te zijn vertaald. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor het loonstrookje waarmee je moet kunnen aantonen dat je het minimumloon hebt betaald en de gemaakte overuren op de juiste wijze zijn uitbetaald. Vaak moet je zelfs nog een bewijs hebben dat het geld ook daadwerkelijk is overgemaakt op de bankrekening van de werknemer. En alles moet je minimaal drie jaar bewaren en indien nodig kunnen laten zien. En soms gaat een land zelfs zo ver dat je als bedrijf een rechtmatige vertegenwoordiger in het betreffende land moet hebben aangesteld die goed de taal kan spreken. Dat geldt bijvoorbeeld voor Frankrijk.’

Protocol
EuroProof heeft inmiddels voor Frankrijk, België, Duitsland, Oostenrijk en Italië een protocol ontwikkeld om te borgen dat bedrijven de wetgeving in het betreffende gastland kunnen naleven. Dat doet het bedrijf inmiddels ook voor aan aantal maritieme bedrijven en is daarmee volgens Ebeling de enige in Nederland. ‘Wij geven adequaat antwoord op het toenemend aantal verordeningen en verlangens van overheden, regelgevende instanties, regeringen en vakbonden samenhangend met internationaal werken’, zegt Ebeling. ‘Met ons arbeidsmobiliteitsconcept borgen we de kennis en kunde die nodig is en de administratieve verwerking. We helpen onder meer bij de plicht tot vooraanmelding, de bewijsvoering en de administratieve archiveringsplicht. Ook hebben we een officiële vertegenwoordiging in Frankrijk inclusief samenwerkingsovereenkomst tussen vertegenwoordiger en opdrachtnemer.’

Europroof werk met een jaarlijks abonnement en een vergoeding per opdracht. Het abonnementsgeld bedraagt voor één EU land € 229, voor twee EU landen € 329 en voor de hele EU € 449. Per opdracht of detachering komt daar per arbeidskracht nog € 59 bovenop. (Foto Erik van Huizen)

Methanol biedt kansen voor nul emissie schepen

DEN HAAG Methanol kan in de nabije toekomst uitstekend worden gebruikt als alternatieve brandstof voor schepen. Methanol heeft vergelijkbare milieuprestaties als LNG, maar scoort duidelijk beter op de investeringskosten en het ruimtebeslag.

Het Maritiem Kennis Centrum (MKC), TNO en TU Delft onderzochten het afgelopen jaar met steun van het Ministerie van Economische Zaken de mogelijkheden om methanol in te zetten om luchtemissies in de scheepvaart drastisch te verminderen.

Weinig belemmeringen
Projectleider Pieter ’t Hart is van mening dat methanol uitstekende perspectieven biedt. ‘Het is een schone fossiele brandstof die ook in grote hoeveelheden wereldwijd beschikbaar is. Bovendien is de transitie van grijze naar groene methanol (bio- of renewable methanol) relatief simpel en vergt nauwelijks extra investeringskosten voor de reders. Wel is de kostprijs van groene methanol nog veel te hoog en ook onderhavig aan een relatief kwetsbaar subsidiesysteem.’

Ook qua technische regelgeving bestaan volgens ’t Hart weinig belemmeringen voor het gebruik van methanol als brandstof in het maritieme transport. ‘Wel is de regelgeving vaak te strikt, omdat deze afgeleid is van de regelgeving voor bijvoorbeeld cryogene brandstoffen, waardoor de kosten enorm kunnen oplopen.’

Financiële hobbel
Momenteel valt de economische vergelijking tussen Marine Gas Oil (MGO), grijze methanol en groene methanol uit in het voordeel van MGO, gevolgd door grijze en tot slot groene methanol. Maar doordat op groene methanol momenteel een forse subsidie wordt gegeven, is de groene methanol bij de huidige marktprijzen vooralsnog goedkoper dan MGO. ‘Maar het Nederlandse beleid ten aanzien van subsidies op groene brandstoffen is op lange termijn niet stabiel en biedt daarmee te weinig zekerheid voor reders die over willen schakelen naar zero-emissie schepen. Als die financiële hobbel genomen kan worden, maken we een flinke sprong voorwaarts richting de nul-emissie schepen.’ (Illustratie MKC)

Autena in Europese expertgroep DINA

NIJMEGEN De Europese Commissie heeft Autena Marine uitgekozen om zitting te nemen in een expertgroep die DG MOVE gaat adviseren over digitalisering van de Europese binnenvaart. De groep van in totaal zeventig leden gaat de Commissie ondersteunen in het ontwikkelen van Digital Inland Waterway Area (DINA).

‘Gezien de relevante bekwaamheid en ervaring van uw organisatie, haar vermogen om de positie te vertegenwoordigen die wordt gedeeld door belanghebbenden in haar categorie en de bekwaamheid en ervaring van de voorgestelde vertegenwoordiger, deel ik u mee dat uw organisatie is geselecteerd als lid van de DINA-expertgroep’, kreeg Autena directeur Desiré Savelkoul onlangs te horen van het Directorate-General for Mobility and Transport (DG MOVE).

Concurrentiepositie
DINA valt onder de strategie van de Europese Commissie voor ‘Digital Single Market’ en heeft als doel het bevorderen van de digitalisering van het vervoer over de Europese binnenwateren. Het is een ‘concept’ om informatie over infrastructuur, mensen, operaties, vloot en lading in de binnenvaartsector met elkaar te verbinden en deze informatie te delen, ook met de andere modaliteiten. Volgens de commissie kan zo de concurrentiepositie van de binnenvaart in de logistieke keten worden versterkt.

Binnen DINA wordt een architectuur voorgesteld die het gecontroleerd delen van deze informatie mogelijk maakt en die kan dienen als platform voor toekomstige ontwikkelingen. DINA bouwt daarbij voort op bestaande investeringen en ontwikkelingen zoals bestaande componenten van River Information Services (RIS). Er worden uitbreidingen voorgesteld om real-time gegevensuitwisseling en de verbeterde integratie van andere actoren zoals verladers, logistiek dienstverleners en binnenhavens mogelijk te maken.

Integratie
Binnen DINA gaat het om een aantal belangrijke te nemen maatregelen. Zo noemt DG MOVE de verticale integratie tussen de binnenvaartbedrijven en de klanten, de horizontale integratie met de vaarwegbeheerders en de administratieve integratie met de andere autoriteiten zoals handhavers.
Om dit te kunnen bereiken moet onder meer River Information Services worden uitgebreid met een database op Europees niveau waarin alle informatie over schepen, infrastructuur en bemanning moet komen te staan. Ook moet aan boord van de schepen een nieuwe digitale omgeving komen, de zogenoemde e-IWT tool, die nieuwe apps en services voor binnenvaartschepen gaat ondersteunen, waardoor de huidige mogelijkheden van AIS en ECDIS worden uitgebreid.

Verder is een digitale omgeving, een zogenoemd ‘data platform’, voor binnenvaartondernemers nodig om hen in staat te stellen gegevens over hun schip, reizen, lading en bemanning te kunnen controleren. Ze kunnen deze gegevens voor hun eigen doeleinden gebruiken, zoals bijvoorbeeld voor slimme navigatie, maar ze moeten de informatie ook op een gecontroleerde manier kunnen gaan delen met andere geselecteerde belanghebbenden zoals de autoriteiten, de beheerders van de havens en terminals.
Ook moeten er systemen worden gebouwd om locaties te registreren zodat real-time gegevens kunnen worden gevonden van de schepen en de infrastructuur, zoals bijvoorbeeld verkeer en bemanning.

Advies en expertise
Van de expertgroep wordt verwacht dat ze de Commissie gaat helpen bij de uitvoering en de follow-up van DINA. Zo kunnen de leden van de groep hiervoor adviezen uitbrengen en met innovatieve oplossingen komen. Maar de groep kan ook advies, technische expertise en inbreng leveren aan de Commissie voor de voorbereiding van wetgeving en de Commissie bijstaan in de ontwikkeling en operationele verbetering van systemen voor internationale gegevensuitwisseling. Hetzelfde geldt voor alles wat betrekking heeft op een evaluatie of een herziening van de RIS-richtlijn. Want RIS is volgens DG MOVE een van de belangrijkste elementen van het toekomstige DINA.

Boete van 1400 euro voor schipper Maria Valentine

ROTTERDAM Het Openbaar Ministerie (OM) heeft de schipper die op 29 december 2016 in aanvaring kwam met de stuw bij Grave een transactie aangeboden van 1400 euro. Het OM vindt dat de man zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van het Binnenvaartpolitiereglement.

Het motortankschip Maria Valentine, geladen met 2000 ton benzeen, voer die avond op de Maas op weg naar het Botlekgebied. Omstreeks half acht komt het schip in aanvaring met de stuw. Uit het onderzoek bleek volgens het OM dat een veelheid van factoren heeft bijgedragen aan de aanvaring.

Zo waren door de dichte mist, met een zicht minder dan 25 meter, de borden op de oever van de Maas niet zichtbaar voor de schipper. Voor zijn navigatie maakte de schipper gebruik van een elektronische kaart. De pijl die op deze kaart verwees naar de sluis, bleek verkeerd om in de kaart geplaatst te zijn. Bij de havens die de schipper al gepasseerd was, lagen de sluizen steeds aan de linkerkant van de rivier, terwijl de sluis bij Grave aan de rechterkant ligt. Vlak voor de aanvaring is de schipper nog door een ballenlijn gevaren. Daarna heeft hij de onder de Thompsonbrug gelegen stuw geramd.

Geen gevaar
Het OM verwijt de schipper dat hij niet via de marifoon contact heeft opgenomen met de sluismeester van de sluis om zijn komst aan te kondigen. Dit had hij op grond van goed zeemanschap moeten doen. Dit levert een overtreding van artikel 1.04 van het Binnenvaartpolitiereglement op.

Na de aanvaring daalde het waterpeil van de Maas met 15 centimeter per uur. Omdat ten tijde van het ongeval geen schepen op het betrokken traject aanwezig waren, was er volgens het OM ‘geen sprake van gevaarzetting voor andere schepen’. ‘Uit veiligheidsmetingen aan boord van het schip is vastgesteld dat er geen ontploffingsgevaar is geweest.’ Het OM ziet daarom geen grond voor vervolging voor zwaardere feiten dan de overtreding van het Binnenvaartpolitiereglement.

Het OM heeft de schipper een transactie van 1400 euro, het maximale bedrag conform de geldende richtlijnen, aangeboden. (Foto Rijkswaterstaat)

Co Abercrombie nieuwe directeur BLN-Schuttevaer

ROTTERDAM Co Abercrombie is benoemd als nieuwe algemeen directeur van Koninklijke BLN-Schuttevaer. Abercrombie volgt Hester Duursema op, die in januari bekend maakte de belangenvereniging voor de binnenvaart te gaan verlaten.

Abercrombie is zeven maanden actief bij BLN-Schuttevaer als manager markt & logistiek. Daarvoor werkte hij jarenlang bij Transport en Logistiek Nederland (TLN), de branchevereniging van het wegtransport.

Koninklijke BLN-Schuttevaer vindt Abercrombie ‘een volwaardig opvolger’ van Hester Duursema. ‘Met zijn kennis van het wegtransport en ervaring als manager binnen een vereniging menen we dat hij BLN-Schuttevaer naar een volgende fase kan leiden.’
Abercrombie geeft aan deze nieuwe fase met groot enthousiasme aan te gaan, waarbij hij maximaal wil inzetten op een goede interactie tussen leden, bestuur en bureau. (Foto BLN-Schuttevaer)

Minister geeft startschot voor ‘verjongingskuur’ Twentekanalen

EEFDE Minister Cora van Nieuwenhuizen heeft maandag bij 5 februari bij sluis Eefde het startschot gegeven voor de werkzaamheden aan de Twentekanalen. De opwaardering moet helpen de ambitie van Twente waar te maken om de derde grootste binnenhaven van Nederland te worden.

Roekverjagingsmiddelen, energiecontainer, segmentdeur en vleermuisgeleiding. ‘Als je je als nieuwe minister inleest in het dossier Twentekanalen, leer je een hoop nieuwe woorden. Nieuwe, innovatieve technieken vallen op’, liet de minister weten. ‘Maar het meest in het oog springt de ambitie van Twente om dé logistieke hotspot boven de rivieren te worden. Draaischijf tussen aan de ene kant de havens van Rotterdam, Amsterdam en Antwerpen en aan de andere kant het Noord- en Oost-Europese achterland. Het doel is 1,5 miljard euro aan nieuwe toegevoegde waarde en 13.000 nieuwe arbeidsplaatsen.’

Met zo’n ambitie kan het volgens Van Nieuwenhuizen niet zo zijn dat de toegangspoort te klein is. ‘Dan kun je niet het risico lopen dat de oude sluizen in Hengelo en Delden er een keer mee ophouden. Dan kun je niet hebben dat vrachtwagens steeds moeten omrijden, omdat ze te zwaar zijn voor de oude bruggen. Dan moet het efficiënter. Dan moet het goedkoper. En dan moet het milieuvriendelijker.’

Oude dames
De minister gaf het startsein voor de uitbreiding en renovatie van sluis Eefde en van het grootonderhoud van ‘de oude dames’ in Delden en Hengelo. En van de versterking, die zo goed als klaar is, van de 4 belangrijkste bruggen. ‘De Twentekanalen zijn de eerste in een lange reeks objecten in Nederland die we gaan verjongen, vernieuwen en verduurzamen. Het is een logisch gevolg van de bouwwoede na de Tweede Wereldoorlog. Net als de babyboomers inmiddels vaak een nieuwe knie of staaroperatie nodig hebben, zijn ook de bruggen, tunnels en viaducten uit de jaren ’50 en ’60 aan verjonging en vernieuwing toe. Ze naderen het einde van hun levensduur en moeten worden gerenoveerd of vervangen. De Twentekanalen en hun sluizen dateren zelfs al uit de jaren ’30. Hoog tijd voor een verjongingskuur.’

Als de kanalen straks zijn verdiept varen hier kolossen met 3.000 ton lading. ‘Per schip halen we dan een stoet van 120 vrachtwagens van de weg. Daar doen we het voor: een beter bereikbaar Twente, een sterkere concurrentiepositie, meer werkgelegenheid en meer economische groei.’

‘Parasoldeur’
Voor sluis Eefde betreft het een uitbreiding met een tweede sluiskolk. ‘Een grote, snelle en betrouwbare toegangspoort tot Twente. We doen dat met een nieuwe, voor Nederland unieke segmentdeur. Een soort draaischijf die niet alleen de sluis open en dicht doet, maar die ook voor het onderhoud als een parasol omhoog kan. Een stuk handiger dan sluisdeuren die er voor onderhoud uit moeten en de sluis langdurig stremmen.’

Sluis Eefde wordt ook energieneutraal. Zonnepanelen leveren de stroom om te schutten. ‘En de aannemer werkt met, daar komt ‘ie, een energiecontainer. Kleine windmolens en zonnepanelen houden de komende jaren de bouwkeet draaiende.’

Verplaatst
Omdat het beter uitkwam voor de bedrijven, is het onderhoud in Delden en Hengelo verplaatst van het najaar naar het voorjaar. ‘Handiger voor de zoutproducenten, waar de installaties in het voorjaar sowieso stilliggen. Grote en kleine bedrijven helpen elkaar, bijvoorbeeld met een extra vrachtwagen tijdens een stremming, of een ligplaats aan de kade. Het ware Twentse Noaberschap. Mooie voorbeelden van goede samenwerking.’ (Foto Ministerie I&W)

Dé vereniging van watergebonden bedrijven in Oost-Nederland.