Varen op waterstof kent nog vele uitdagingen

ROTTERDAM Hoewel de binnenvaart en de short sea de eerste voorzichtige stappen zetten naar een volledig emissievrije aandrijving via waterstof, kent het varen op waterstof nog grote uitdagingen die moeten worden geslecht voordat een brede toepassing in Nederland mogelijk is. Een en ander blijkt uit een inventariserend onderzoek, dat het Expertise en InnovatieCentrum Binnenvaart (EICB) in opdracht van de ministeries Economische Zaken en Klimaat en Infrastructuur en Waterstaat heeft uitgevoerd.

Er zijn in Nederland ongeveer 20 innovatieve projecten op het gebied van het varen op waterstof gaande. De eerste concrete demonstratieschepen met waterstofaandrijving komen naar verwachting in 2021 in de vaart. Maar een versnelde toename van het aantal schepen op waterstof kan alleen slagen als de economische, infrastructurele en technische vraagstukken worden opgelost. Zonder een aanzienlijke opschaling aan de aanbodkant, en daarmee: een forse kostenreductie voor waterstof, wordt de afname van waterstof niet snel aantrekkelijk. Daarnaast is het essentieel om een goed veiligheidskader te ontwikkelen.

Demonstratieprojecten
Essentieel voor de invoering van waterstof als brandstof voor de binnenvaart en short sea is volgens het EICB het ervaring opdoen via succesvolle demonstratieprojecten. Daardoor moet meer vertrouwen bij de ondernemers in de binnenvaart ontstaan om de switch naar de waterstofelektrische aandrijving te maken. Daarbij is het ook belangrijk dat er in de markt een ‘preferentie energiedrager’ ontstaat. Op dit moment is de variatie aan waterstofenergiedragers nog groot zoals gasvormig, vloeibaar, of gebonden in vloeibare of poedervormige dragers.

Kostbaar
Over het algemeen is de toepassing van waterstof volgens het EICB nog een kostbare aangelegenheid. Naarmate de techniek en de markt zich verder ontwikkelen, zal er richting 2030 mogelijk een gunstiger perspectief ontstaan op een kosteneffectieve toepassing. Uit het rapport blijkt dat individuele schippers niet alleen voor grote investeringsopgaven staan, maar ook nog onzekerheden kennen waar het gaat om bunkerinfrastructuur en internationale regelgeving. EICB breekt een lans voor een meer collectieve aanpak, bijvoorbeeld per corridor.

Medewerking gevraagd
Als inderdaad wordt gekozen om waterstoftoepassing in binnenvaart en short sea verder te stimuleren, kunnen volgens het EICB door middel van de ‘handelingsperspectieven’ stappen worden gezet naar een verdere uitrol van waterstof in de sector. ‘Belangrijk om te beseffen is dat de overheid in deze ontwikkelopgave voornamelijk een coördinerende en faciliterende rol heeft en niet succesvol kan zijn zonder medewerking van verladers, brandstofleveranciers en het bankwezen. Daarnaast spelen regionale overheden en havenbedrijven een vitale ondersteunende rol.’

Het EICB heeft de volgende handelingsperspectieven geïdentificeerd:

1. Faciliteren van basisinfrastructuur
Opbouw van een basale infrastructuur van bunkerlocaties waar schepen waterstof aan boord kunnen nemen. Belangrijkste partij hierin zijn de brandstofleveranciers, maar ook overheden, havenbedrijven en bankwezen spelen hierbij een duidelijke en significante rol.

2. Financieel stimuleren
Het bundelen van stimuleringskracht om scheepseigenaren te compenseren voor de hoge investeringskosten en de permanent hoge operationele kosten van waterstofaandrijving. Verladers hebben een grote rol bij het compenseren voor gestegen operationele kosten. Ondersteuning bij het dragen van investeringskosten ligt bij overheden (via innovatiebeleid), bankwezen en in mindere mate verladers.

3. Normeren
Het versnellen en toegankelijk maken van het juridische proces om toestemming te krijgen voor varen op waterstof. Waarschijnlijk is ook het aanpassen van regelgeving noodzakelijk, uiteraard onder de stringente voorwaarden die vanuit het veiligheidskader worden gesteld. Daarnaast kan standaardisering het makkelijker maken voor leveranciers van technische oplossingen voor waterstofaandrijving om schaalvergroting te bereiken. Hier ligt een rol voor overheden, klasse bureaus en havenbedrijven.

4. Gecoördineerde aanpak
Het combineren van bovenstaande acties onder één gecoördineerde aanpak, gericht op het met waterstof verduurzamen van een bepaalde corridor of regio. Dit resulteert in een proeftuin waar de belemmeringen bij externe pijlers van tevoren worden opgelost. Scheepseigenaren richten zich alleen nog op de directe toepassing van waterstof aan boord. Het inrichten van zo’n gecoördineerde aanpak kan onder impuls van de overheid, maar ook andere sterke partners (zoals: grote verladers of energieleveranciers) kunnen hierin het voortouw nemen.

5. Community building
Als ondersteuning bij bovenstaande punten is een overlegstructuur tussen de sector, verladers, het bankwezen, de waterstofindustrie, havenbedrijven en overheden een waardevolle fundering. Dit biedt partijen een gestructureerde omgeving om informatie uit te wisselen en te bouwen aan een gezamenlijke aanpak.

150 schepen in 2030
De ontwikkeling van waterstofelektrische aandrijving biedt naast het aanbieden van batterijelektrische energie voor de binnenvaart een tweede emissievrije oplossing. Het kabinet streeft in 2030 naar tenminste 150 volledig ‘zero emissie’ schepen in de vaart, op een totale vloot van circa 5.500 binnenvaartschepen.

Het kabinet zet ook stevig in op de ontwikkeling van waterstof als energiedrager. Eind maart publiceerde minister Wiebes de Kabinetsvisie Waterstof. Daarin wordt ook genoemd dat de toepassing van waterstof in de sector mobiliteit, en daarbinnen vooral het zwaardere vervoer, waaronder de binnenvaart, een belangrijke impuls kan geven aan het ontwikkelen van de markt voor waterstof als energiedrager.

Download het complete rapport

Aqualink is dé vereniging van watergebonden bedrijven in Oost-Nederland. Meld u nu aan als lid. Volg ons op Twitter en Facebook.