Kabinet schort handhaving Wet DBA verder op

DEN HAAG Het kabinet heeft de handhaving van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA) opgeschort tot 1 januari 2020. Dat betekent dat opdrachtgevers en opdrachtnemers tot die tijd geen boetes of naheffingen krijgen als achteraf wordt geconstateerd dat er sprake is van een dienstbetrekking.

Met de Wet DBA wil het kabinet schijnzelfstandigheid onder zelfstandigen zonder personeel (zzp’ ers) voorkomen en een einde maken aan het concurrentienadeel dat bedrijven ondervinden die zich aan de regels houden omdat andere bedrijven handige constructies gebruiken om lonen te drukken en risico’s af te wentelen. Ook wil het kabinet een einde maken aan de situatie dat mensen als zzp’er werken voor een tarief dat zo laag is dat zij zich niet kunnen verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid en geen pensioen kunnen opbouwen. ‘Vaste werknemers, flexwerkers en zzp’ers horen op de werkvloer geen concurrenten van elkaar te zijn’, schrijven minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staatssecretaris Snel van Financiën in een brief aan de Tweede Kamer.

Kwaadwillenden
Het kabinet verruimt vanaf 1 juli 2018 overigens wel de mogelijkheden voor de handhaving van kwaadwillenden. Vanaf die datum richt de handhaving zich niet langer alleen op de ernstigste gevallen, maar ook op de andere kwaadwillenden.  Het kabinet geeft hiermee gehoor aan de toenemende onvrede over mogelijke schijnzelfstandigheid bij voornamelijk de onderkant van de arbeidsmarkt.

Aqualink is dé vereniging van watergebonden bedrijven in Oost-Nederland. Meld u nu aan als lid.

Volg ons op Twitter en Facebook

 

Hogere tarieven binnenvaart in 2017

DEN HAAG Het gemiddelde tarief voor de ondernemer in de binnenvaart lag in 2017 bijna 22 procent hoger dan in 2016. Mogelijk verklaringen zijn volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de toename van de vraag naar het vervoer over water en toenemende kosten.

De ontwikkeling van de tarieven was volgens het CBS vorig jaar minder grillig dan in het voorgaande jaar. Eind 2016 zorgde een lage waterstand nog voor een sterke stijging van de tarieven. In het vierde kwartaal van 2017 lagen de tarieven ruim 7 procent hoger dan een jaar eerder. 
Ondanks de stijging van de afgelopen kwartalen, ligt de index van de omzet in de binnenvaart nog altijd 12 procent onder die van voor de crisis. Ook de zeevaart is de crisis nog niet te boven. De overige branches in het transport zijn het niveau van voor de crisis ontstegen. Het goederenwegvervoer had met ruim 12 procent relatief de grootste omzetstijging sinds 2008.

Verwachtingen
Per saldo verwacht 2 procent van de varende vervoerders een verbetering van het economisch klimaat in het eerste kwartaal van 2018. Met een saldo van 4 procent verwachten zij ook een toename van de omzet in het eerste kwartaal. Hier is sprake van een seizoeneffect. Het eerste kwartaal van het jaar is voor varende vervoerders over het algemeen beter dan de drie voorgaande. Het aantal ondernemers dat zijn prijzen verwacht te verhogen is 5 procentpunt groter dan het aantal dat prijsdalingen voorziet. Per saldo verwacht 4 procent van de ondernemers een groei van het personeelsbestand.

Aqualink is dé vereniging van watergebonden bedrijven in Oost-Nederland. Meld u nu aan als lid.

Volg ons op Twitter en Facebook

Tekort aan personeel in de binnenvaart door economie en vergrijzing

AMSTERDAM De binnenvaart is in het transport een van de modaliteiten met het grootste personeelstekort. Inmiddels meldt ruim 15% van de binnenvaartondernemers moeite te hebben met het vinden van personeel. In het wegvervoer geeft 27,4% van de wegvervoerders aan een tekort aan werknemers te hebben.

Het arbeidstekort in de hele transportsector loopt steeds verder op. In het vierde kwartaal van 2017 gaf 20,5% van de transportondernemers aan dat zij een tekort aan werknemers hebben. Dit percentage is nog nooit zo hoog geweest. Belangrijkste oorzaak van het tekort is volgens ABN AMRO de snelle groei van de Nederlandse economie. De binnenvaart heeft naast de economische groei ook nog eens te maken met vergrijzing.

2.769 euro
Het aantal banen in de transportsector bedroeg in september vorig jaar 371.000. Ten opzichte van een jaar eerder bedroeg de stijging maar 1,9%. Gezien het arbeidstekort, is dit opvallend. Ook staan er steeds meer vacatures open. In het derde kwartaal van 2017 stonden er 8.900 vacatures open. Een jaar eerder waren dit er nog 6.800, een stijging van 30,9%.
De gemiddelde leeftijd van werknemers in de transportsector is relatief hoog. In september 2017 was 27,5% van de werknemers tussen de 45 en 55 jaar oud. 22,1% van de werknemers is tussen de 55 en 65 jaar oud.
Werknemers in de transportsector zijn de afgelopen jaren gemiddeld meer gaan verdienen. Het gemiddelde maandloon in september 2017 lag op 2.769 euro.

Faillissementen
In 2017 daalde het aantal faillissementen in de transportsector met 18%. In totaal gingen er 196 transportbedrijven failliet. In de binnenvaart gingen in 2017 twee bedrijven failliet. In 2016 waren dit er nog vier. In de zee- en kustvaart gingen in 2017 vijf bedrijven failliet. In 2016 waren dit er 28.
De meeste faillissementen zijn te zien in het goederenwegvervoer. In 2017 gingen 83 wegvervoerders failliet. Het aantal failliete wegvervoerders was in 2017 stabiel. In het spoorvervoer ging in 2017 één bedrijf failliet. Het is voor de eerste keer sinds 2009 dat er een bedrijf in het spoorvervoer failliet is gegaan. Er gingen vorig jaar 26 logistieke dienstverleners failliet. In dezelfde periode in 2016 waren dit er 41.

Harder groeien
Voor 2018 verwacht ABN AMRO dat de wereldeconomie per saldo harder groeit dan in 2017. Ook de Nederlandse economie zal naar verwachting in 2018 flink blijven groeien. ‘Ook de Nederlandse economie kan profiteren van de sterke groei van de uitvoer. Dit is positief voor de Nederlandse transportondernemers.’

Aqualink is dé vereniging van watergebonden bedrijven in Oost-Nederland. Meld u nu aan als lid.

Volg ons op Twitter en Facebook

Meer techniek aan boord bevordert schijnveiligheid

ROTTERDAM De alsmaar toenemende hoeveelheid techniek aan boord van binnenvaartschepen lijkt eerder te leiden tot schijnveiligheid, dan dat het de veiligheid ook daadwerkelijk vergroot. De afgelopen jaren blijkt na analyse van de schadecijfers dat de schade in de binnenvaart door aanvaringen met bruggen en sluizen namelijk bijna is verdubbeld. Ook de hoogte van de schadebedragen steeg de afgelopen jaren aanzienlijk. Dat zorgde volgens de verzekeraars voor miljoenen euro’s extra aan kosten.

Technisch secretaris Henk Arntz van de IVR kreeg van een van de verzekeraars in de binnenvaart de vraag hoe het toch kan dat de laatste drie jaar het aantal aanvaringen met bruggen en sluizen steeds vaker voorkomt. Het lijkt een vreemde ontwikkeling dat er veel meer technologie aan boord van de binnenvaartschepen aanwezig is, maar dat dit niet lijkt te leiden tot minder aanvaringen. Verzekeraars EOC, TVM en Achmea besloten dat samen met het IVR te gaan onderzoeken. Uit dit recente onderzoek bleek dat bij de aanvaringen in 70% van de gevallen sprake is van menselijk falen. Daarbij gaat het in 36% van de gevallen om het beroeren van de bodem van de vaarweg, in 37% van de gevallen om het varen tegen een object zoals een brug of een sluis en in 27% van de gevallen om een aanvaring tussen twee binnenvaartschepen. ‘Het is dus meestal niet de techniek die een aanvaring veroorzaakt, maar het is de mens zelf die de oorzaak is van de aanvaringen. Het lijkt erop dat de schipper met alle technische toeters en bellen aan boord minder gaat opletten. Want als je als schipper tegen een object vaart, dan kan je toch echt niet zeggen dat het object niet op tijd is uitgeweken. Dan heb je het gewoon niet gezien of een misschatting gemaakt.’

Afleiding
ECDIS, GPS, AIS, de verstelbare stuurhut, de smartphone en een tablet, waarop de schipper tijdens het varen wellicht met zijn benen op het dashboard af en toe naar Netflix zit te kijken of zit mee te kijken. Het zijn zaken die volgens Arntz vaak allemaal nodig zijn aan boord, maar ze kunnen in de stuurhut ook zorgen voor teveel afleiding. Hij vindt dan ook dat er wel een grond van waarheid in zit dat de overheid onderzoek wil gaan doen naar het gebruik van de smartphone tijdens het varen. ‘Op je smartphone kijken tijdens het varen is natuurlijk wel heel wat anders dan bellen tijdens het autorijden, maar misschien moeten we nu wel constateren dat het helemaal niet zo veilig is.’
Hoewel Arntz zich realiseert dat de taken van de mensen aan boord de laatste jaren anders en niet veel makkelijker zijn geworden, vindt hij wel dat de schipper altijd moet opletten. ‘De basis blijft dat in de stuurhut iemand staat die bezig is met het besturen van het schip, net als wat je doet als je in de auto zit, en niets anders.’

Afleiding
Een van de veronderstellingen van het onderzoek is dan ook dat afleiding in de stuurhut mede een van de oorzaken zou kunnen zijn van het toenemend aantal aanvaringen. Maar daar is niet heel erg gemakkelijk achter te komen. Als expert had Arntz wel eens te maken met een viskotter die tegen een booreiland was gevaren. De kapitein van de kotter zei het booreiland niet gezien te hebben. Hetzelfde zou voor de binnenvaart kunnen gelden. ‘Een binnenvaartschipper zal ook niet snel zeggen dat hij inslaap is gevallen of dat hij een film aan het kijken was. Maar je vaart echt niet tegen een brug als je als schipper uitkijk houdt.’

Een onderverdeling naar type schip, vlag of bemanning bij de aanvaringen is volgens Arntz moeilijk te geven. Toch blijkt uit het onderzoek ook dat de taal steeds vaker een probleem is. Het gaat dan niet alleen om de communicatie tussen de schepen, maar om de communicatie met bijvoorbeeld de sluismeester. Ook dat zorgt voor meer aanvaringen.

Gewenning
Een ander punt van zorg wat uit het onderzoek naar voren kwam, is de reisplanning van de schipper. Of in het geval van een aanvaring, het gebrek aan een goede reisplanning, zoals het niet goed in de gaten houden van de waterstanden op de vaarwegen. De experts krijgen dan ook regelmatig van een schipper die tegen een brug aan is gevaren, te horen dat hij dacht dat hij er al onderdoor was, dat hij al naar de volgende brug aan het kijken was of dat de schipper hier altijd vaart. ‘Alleen die ene dag stond er dus net iets meer water dan normaal. En dan heb je wel weer van die hulpmiddelen die je daarvoor waarschuwen, maar dat is weer allemaal techniek waarmee je dus moet oppassen. Je moet gewoon een goede reisplanning maken zodat je niet voor verrassingen komt te staan en je op de route geen verkeerde inschattingen gaat maken. Ik heb het zelf hier in Rotterdam bij een brug over de Maas gezien dat een schip volle kracht achteruit moest slaan om een aanvaring te kunnen voorkomen. Dat liep goed af, maar het zou dus niet moeten kunnen gebeuren. En het is logisch dat je op een gegeven moment gewenning en routine krijgt als je steeds hetzelfde stuk vaart, dat heb ik zelf ook, maar je moet je er wel bewust van zijn dat het ook een keer anders kan zijn.’

Verder blijken schippers zich er soms niet van bewust te zijn dat voor ieder schip een bepaalde manier van laden nodig is. ‘Het beladingsprotocol wat voor ieder nieuw schip wordt gemaakt, gaat weliswaar bij de verkoop van een schip mee, maar de ervaring is dat de nieuwe eigenaar dit niet leest. Het protocol belandt in de kast en komt er niet meer uit. De schipper komt er vaak pas achter hoe belangrijk dit is, als het te laat is.’

Lastig aan te tonen
Om het bewustzijn voor veilig varen onder de schippers te vergroten, brengt het IVR binnenkort een leaflet ‘human factor’ in het Nederlands, Engels, Duits en Frans. De IVR gaat deze leaflet verspreiden onder scheepseigenaren. ‘Het gaat erom dat de bemanning toch alles zelf beter in de gaten gaat houden. Daarom gaan we in de leaflet tips geven waarop de bemanning aan boord moet letten. Het is weliswaar een voortdurend proces, maar het kan soms ook heel erg simpel zijn. In onze leaflet voor preventie in het voorkomen van schade aan motoren geven we bijvoorbeeld aan om eens een rondje door de machinekamer te lopen en af en toe eens ergens een schop of een douw aan te geven. Schop bijvoorbeeld eens tegen een slang. Als daar stof af komt kan hetr betekenen dat de slang is uitgedroogd en dat deze vervangen moet worden.’

Het effect van schadepreventie is volgens Arntz wel moeilijk aan te tonen. ‘In het geval van de motorschades kijken we bijvoorbeeld naar identieke schades. Als er drie keer wat afbreekt op dezelfde plek, dan is er waarschijnlijk wat meer aan de hand. Omdat er dan sprake kan zijn van een structureel probleem, draaien we deze schades elke week uit. We gaan vervolgens met de motorenfabrikanten praten om te voorkomen dat dit weer kan gebeuren. Dat is dus goed meetbaar en concreet. Bij schadepreventie ligt dat anders. Toon maar eens aan dat een schipper die geen aanvaringen veroorzaakt, onze leaflet heeft gelezen. Dat maakt schadepreventie zo lastig.’

Het onderzoek van de verzekeraars wordt in ieder geval in de technische commissie van de IVR behandeld. Maar naar aanleiding van het onderzoek vindt Arntz ook dat er wellicht een andere kijk van de overheid nodig is in de prioriteiten om het veilig varen in de binnenvaart te bevorderen. Het is daarbij de vraag of de wetgever wat anders moet gaan doen, dan simpelweg ieder object op de vaarweg identificeerbaar te maken. ‘Om het stijgende aantal aanvaringen te verminderen, gaan we daarom in overleg met de verzekeraars en de wetgevers.’

Autonoom
Een oplossing voor het elimineren van het menselijk falen zouden autonoom varende schepen kunnen zijn. Vooral voor de zeevaart wordt regelmatig beweert dat autonome schepen de veiligheid vergroten. Maar Arntz is er nog niet helemaal van overtuigd dat het weglaten van de mens als risicofactor de veiligheid in de binnenvaart zou kunnen vergroten. ‘Het zou kunnen want je haalt in feite de afleiding eruit. Maar dan moet de technologie wel goed op elkaar worden afgestemd. Het is een interessante technische ontwikkeling, maar ik zie zelf in mijn auto dat het ook nog wel eens mis kan gaan. In een bocht denkt het systeem van de auto dan toch dat de vangrail een auto is die te dichtbij rijdt.’

Panteia verwacht stijgende kosten voor binnenvaart

ROTTERDAM De kosten voor de binnenvaart stijgen ook dit jaar weer. De belangrijkste oorzaak is de hogere brandstofprijs. Deze stijging is een voortzetting van de verhoging van de gasolieprijs die in 2016 begon. Dit blijkt uit de kostenrapportages voor de binnenvaart van Panteia in opdracht van het Centraal Bureau voor de Rijn- en Binnenvaart.

De verwachte kostenstijgingen variëren dit jaar tussen de 3,4% en 5,9%, afhankelijk van het type reis en schip. In de zand- en grindvaart verwacht Panteia een kostenstijging tussen de 3,4% en 4,8%. De brandstofkosten stijgen dit jaar naar verwachting met een kleine 11%. Schepen met veel vaaruren krijgen dus met de grootste kostenstijging te maken.

Nu al hoger
Omdat de huidige brandstofprijzen nu al hoger liggen dan het gemiddelde dat voor dit jaar wordt voorzien, moet de werkelijke ontwikkeling van de gasolieprijs volgens Panteia wel scherp gevolgd worden.

Indien de brandstofkosten buiten beschouwing worden gelaten, dan wordt een kostenontwikkeling verwacht tussen de 1,9% en 2,8%. Verder stijgen ook de arbeidskosten en onderhoudskosten flink. Dit komt door krapte op de arbeidsmarkt en een grotere activiteit op de scheepswerven. Alleen de kapitaalkosten dalen, als gevolg van lagere rentes die opnieuw worden verwacht.

Veel vaaruren
Vorig jaar kreeg de binnenvaart bij een gelijkblijvende inzetbaarheid van de schepen al te maken met kostenstijgingen tussen de 2,7% en 7,1%. In de zand- en grindvaart stegen de kosten tussen de 3% en 5%. De kostenstijging was ook toen vooral het gevolg van toenemende brandstofprijzen, die met 14,8% stegen. De grootste stijging in kosten was dan ook te zien bij schepen die relatief veel vaaruren maakten. Panteia heeft het dan vooral over de tankvaart en duwvaart. Verder namen ook de reparatie- en onderhoudskosten, arbeidskosten en verzekeringskosten toe. De gemiddelde rentelasten daalden daarentegen in 2017.
Indien de brandstofkosten buiten beschouwing worden gelaten, bedroeg de kostenstijging tussen de 1% en +2,8%.

300 miljoen krediet voor groene scheepvaart

BRUSSEL ING en de Europese Investeringsbank (EIB) hebben een overeenkomst ondertekend om investeringen in groene Europese scheepvaart te ondersteunen. Het gaat om een bedrag van 300 miljoen euro, waarbij ING en EIB elk de helft bijdragen aan de kredietfaciliteit. Deze overeenkomst moet ervoor gaan zorgen dat ‘sponsors van groene en duurzame projecten in de maritieme transportsector kunnen profiteren van gunstige financiële voorwaarden’.

De kredietfaciliteit is beschikbaar voor klanten die grote interesse hebben in Europese projecten met een groen innovatie-aspect, zoals de bouw van nieuwe schepen of modernisering (retrofitting) van bestaande schepen, en geldt voor zowel de binnenvaart als de zeevaart.

Stimulans
Om een gediversifieerde portefeuille te creëren, investeert ING de 300 miljoen euro de komende drie jaar geleidelijk samen met de EIB. Het scheepvaartteam van ING gaat de financieringsverbintenis leiden en beheren. De lening wordt gegarandeerd onder het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI), hart van het Juncker Plan.

‘Het zal geen geheim zijn dat de scheepvaartsector een belangrijke bijdrage levert aan de CO2-uitstoot’, vertelt EIB-President Werner Hoyer. ‘Klimaatactie is een van de topprioriteiten van de EIB en dit soort financiering moet worden gezien als een stimulans voor reders om te overwegen zaken anders aan te pakken. De kredietfaciliteit is opgezet na vele gesprekken met Nederlandse partners uit de publieke en private sector en heeft tot doel de scheepvaartsector te helpen overschakelen naar een groenere toekomst.’

Prioriteit
Deze risicodragende kredietfaciliteit voor de scheepvaartsector is bedoeld voor projecten die de milieuprestaties van transportschepen verbeteren, gemeten naar vermindering van de uitstoot van verontreinigende stoffen en verhoging van de brandstofefficiëntie. Projectvoorstellen moeten worden ingediend bij ING en zijn onderworpen aan diens criteria voor risicoacceptatie.

Isabel Fernandez, hoofd Wholesale Banking bij ING, meldt dat duurzaamheid een belangrijke strategische prioriteit is voor ING. ‘We zijn erg trots dat we met de EIB kunnen samenwerken om onze scheepvaartklanten aan te moedigen na te denken over groenere en duurzamere financieringsmogelijkheden. Met deze overeenkomst ondersteunen wij onze scheepvaartklanten bij het veranderen van hun bedrijfsmodellen, zodat zij op een steeds duurzamere manier de toekomst tegemoet treden. De ondersteuning blijft van kracht gedurende het hele vergroeningsproces.’

Lagere kribben en oevers Pannerdensch Kanaal

DEN HAAG Rijkswaterstaat gaat kribben en oevers verlagen in het Pannerdensch Kanaal. Onlangs ging minister Van Nieuwenhuizen van Infrastructuur en Waterstaat akkoord met de verlaging van 38 kribben en vijf oevers. Hierdoor daalt bij hoogwater de waterstand op de Bovenrijn met vijf centimeter.

De 38 kribben die worden aangepakt liggen ten zuiden van de tunnel van de Betuwelijn tot aan de Pannerdensche Kop op beide oevers. Deze kribben worden 0,5 tot 1,5 meter verlaagd. Op een aantal plekken verlaagt Rijkswaterstaat ook de oevers.

Onderzoek
Om tot dit plan te komen, zijn diverse varianten van krib- en oeververlaging op het Pannerdensch Kanaal onderzocht. Vanuit allerlei invalshoeken zijn deze varianten met elkaar vergeleken: gevolgen voor waterhuishouding, scheepvaart, natuur, effecten voor belanghebbenden en gebruikers, vergunbaarheid en kosten. Op basis daarvan zijn keuzes gemaakt waarbij de veiligheid van het gebied en de gebruiksfuncties steeds voorop stond. Resultaat is het huidige voorkeursalternatief; een plan op hoofdlijnen.

Dit jaar gaat Rijkswaterstaat op zoek naar een partij die het plan verder uitwerkt tot een definitief ontwerp en vervolgens de uitvoering ervan voor zijn rekening neemt. Naar verwachting is het definitieve ontwerp eind 2019 gereed, waarna de besluiten en vergunningen ter inzage worden gelegd en er de mogelijkheid is tot inspraak. De uitvoering start in 2021. Naar verwachting zijn de werkzaamheden in 2023 afgerond. (Foto RWS)

ECT neemt 100 man aan in strijd tegen congestie

ROTTERDAM Terminaloperator ECT in Rotterdam gaat 100 extra operationele medewerkers werven. Met de extra inzet wil ECT de capaciteit van haar beide terminals structureel vergroten.

Het is voor het eerst sinds 2008 dat ECT weer mensen gaat aannemen. Dat is nodig vanwege de huidige en de te verwachten volumes en het behandelen van steeds groter wordende schepen en het leveren van een steeds hogere productiviteit. Naast het werven van operationele medewerkers heeft ECT tevens besloten om voor de komende zomervakantieperiode 75 extra vakantiewerkers te werven.

Ladingverlies
CEO Leo Ruijs van ECT meldt jarenlang een zeer voorzichtig beleid te hebben moeten voeren om het ladingverlies bij ECT, als gevolg van de opening van de nieuwe terminals op de Tweede Maasvlakte, te kunnen opvangen. ‘Dit heeft zowel intern als extern druk gezet op de organisatie. Met het werven van zoveel nieuwe medewerkers spreken we uit dat we vertrouwen hebben in onze klanten, de ontwikkelingen in de markt en in ons eigen bedrijf. We bouwen weer aan onze toekomst. Overigens is het wel een zaak van alle partijen om de keten te optimaliseren. Er wordt veel naar de terminals gekeken, maar alle spelers in de containerlogistiek hebben een eigen verantwoordelijkheid naast een collectief belang om de ladingstromen zo efficiënt mogelijk af te handelen. Het kan en mag niet van een terminal worden verwacht dat het alle pieken te allen tijde kan opvangen. We moeten gezamenlijk zorgen voor een evenwichtige en efficiënte benutting van de gehele capaciteit in de keten.’

Kans op hoge boetes bij werken in het buitenland

HUISSEN Maritieme toeleveranciers die met hun eigen personeel werk in het buitenland verrichten, lopen het risico op hoge boetes indien ze de vereiste papieren niet allemaal goed voor elkaar hebben. Een Nederlands elektrotechnisch bedrijf in de maritieme sector kreeg op deze manier al een boete van meer dan 10.000 euro in Frankrijk voor de kiezen.

De wintermaanden zijn voor veel cruiserederijen bijvoorbeeld de tijd dat er hard aan de schepen wordt gewerkt om deze weer klaar te maken voor het nieuwe seizoen. De Nederlandse maritieme bedrijven zijn goed in dat werk en dikwijls staan dan ook diverse Nederlandse busjes van bijvoorbeeld timmerlieden en elektriciens op de kades in het buitenland. Ook de inspectiediensten in het land waar wordt gewerkt zien dat, en deze treden steeds strenger op als de werkgever niet aan de wetten en de regels van het land voldoet. Vaak gebeurt dat vanwege sociale aspecten, bijvoorbeeld het voorkomen van uitbuiting, maar het gebeurt ook wel eens dat landen hun eigen markt willen beschermen. Protectionisme dus. ‘Stelregel is dat bedrijven die hun werknemers tijdelijk in het buitenland laten werken, moeten voldoen aan de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden die gelden in het land waar het tijdelijke werk plaatsvindt’, vertelt Tom Ebeling van EuroProof. Ebeling verricht met zijn bedrijf de administratieve afhandeling indien bedrijven werknemers in het buitenland laten werken. ‘Bij een controle van de Franse arbeidsinspectie moet een geldig A1-formulier kunnen worden overhandigd. Anders krijgt de organisatie een boete van € 3.269 per werknemer. En het niet naleven van de verplichting tot voorafgaandelijke melding en voorafgaandelijke aanduiding verbindingspersoon kan tot serieuze boetes leiden. Zo kan de werkgever die niet voldoet aan deze formaliteiten gesanctioneerd worden met een boete van 2.000 euro per gedetacheerde werknemer, en zelfs tot 4.000 euro ingeval van herhaling. Deze boete kan gaan tot een maximum bedrag van 500.000 euro per werkgever. En de opdrachtgever die medeverantwoordelijk is voor een overtreding van zijn medecontractant riskeert eveneens deze boete.’

Arbeidsvoorwaarden
Een bedrijf dat een contract heeft met een zakenpartner in een ander EU-land en personeelsleden van het bedrijf voor een beperkte tijd naar dat land moeten om het contract uit te voeren, moet dus de regels voor detachering van dat desbetreffende land naleven. Dat betekent dat het uitgezonden personeel gedurende de detachering onder dezelfde arbeidsvoorwaarden valt als is bepaald in de wetgeving of de collectieve arbeidsovereenkomsten van het gastland. Het gaat hierbij onder meer om de minimale rusttijden, de maximale arbeidstijd, het minimumaantal betaalde vakantiedagen en de betaling van het minimumloon. Specifieke toelagen voor de detachering, zoals dagvergoedingen worden als deel van het minimumloon beschouwd, tenzij het gaat om vergoedingen van reële uitgaven van uw werknemers zoals van de reis- en verblijfskosten. Ook is in de meeste landen de bescherming van zwangere vrouwen en jonge moeders geregeld en de gelijke behandeling van mannen en vrouwen. ‘Indien de arbeidsvoorwaarden in het eigen land gunstiger zijn voor het personeel dan die in het gastland, dan kunnen bedrijven deze natuurlijk handhaven tijdens de detachering’, verduidelijkt Ebeling.

Medische verklaring
De internationalisering van de arbeidsmarkt biedt vanzelfsprekend kansen aan zowel werkgevers als werknemers. Maar Ebeling ziet vaak gebeuren dat ondernemers de soms grote lokale verschillen in wetgeving en cultuur onderschatten. ‘Ondernemers hebben hun handen al vol aan vraagstukken als wat vraagt de markt nu en in de nabije toekomst van mij, waar blijf ik op innoveren, wat is mijn concurrentiepositie en hoe behoud ik mijn klanten en niet te vergeten mijn mensen.’

Ieder land heeft dus volgens Ebeling zijn eigen procedures die een ondernemer moet volgen en deze kunnen in de praktijk voor onduidelijkheid en problemen zorgen. Een geldig identiteitsbewijs alleen is dus al lang niet meer voldoende om te mogen werken in de meeste landen. ‘In Frankrijk geldt bijvoorbeeld een 35-urige werkweek. Alle uren daarboven zijn overwerk en moeten dus met een toeslag worden uit betaald. We zien ook dat de wet- en regelgeving en de daarbij behorende verordeningen proportioneel toenemen. Zo eisen sommige landen dat er een medische verklaring wordt meegestuurd. Volgens de Europese regels voor de privacy mag dat helemaal niet, maar Frankrijk eist dat bijvoorbeeld wel. En alle vereiste documenten dienen in de taal van het betreffende land te zijn vertaald. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor het loonstrookje waarmee je moet kunnen aantonen dat je het minimumloon hebt betaald en de gemaakte overuren op de juiste wijze zijn uitbetaald. Vaak moet je zelfs nog een bewijs hebben dat het geld ook daadwerkelijk is overgemaakt op de bankrekening van de werknemer. En alles moet je minimaal drie jaar bewaren en indien nodig kunnen laten zien. En soms gaat een land zelfs zo ver dat je als bedrijf een rechtmatige vertegenwoordiger in het betreffende land moet hebben aangesteld die goed de taal kan spreken. Dat geldt bijvoorbeeld voor Frankrijk.’

Protocol
EuroProof heeft inmiddels voor Frankrijk, België, Duitsland, Oostenrijk en Italië een protocol ontwikkeld om te borgen dat bedrijven de wetgeving in het betreffende gastland kunnen naleven. Dat doet het bedrijf inmiddels ook voor aan aantal maritieme bedrijven en is daarmee volgens Ebeling de enige in Nederland. ‘Wij geven adequaat antwoord op het toenemend aantal verordeningen en verlangens van overheden, regelgevende instanties, regeringen en vakbonden samenhangend met internationaal werken’, zegt Ebeling. ‘Met ons arbeidsmobiliteitsconcept borgen we de kennis en kunde die nodig is en de administratieve verwerking. We helpen onder meer bij de plicht tot vooraanmelding, de bewijsvoering en de administratieve archiveringsplicht. Ook hebben we een officiële vertegenwoordiging in Frankrijk inclusief samenwerkingsovereenkomst tussen vertegenwoordiger en opdrachtnemer.’

Europroof werk met een jaarlijks abonnement en een vergoeding per opdracht. Het abonnementsgeld bedraagt voor één EU land € 229, voor twee EU landen € 329 en voor de hele EU € 449. Per opdracht of detachering komt daar per arbeidskracht nog € 59 bovenop. (Foto Erik van Huizen)

Methanol biedt kansen voor nul emissie schepen

DEN HAAG Methanol kan in de nabije toekomst uitstekend worden gebruikt als alternatieve brandstof voor schepen. Methanol heeft vergelijkbare milieuprestaties als LNG, maar scoort duidelijk beter op de investeringskosten en het ruimtebeslag.

Het Maritiem Kennis Centrum (MKC), TNO en TU Delft onderzochten het afgelopen jaar met steun van het Ministerie van Economische Zaken de mogelijkheden om methanol in te zetten om luchtemissies in de scheepvaart drastisch te verminderen.

Weinig belemmeringen
Projectleider Pieter ’t Hart is van mening dat methanol uitstekende perspectieven biedt. ‘Het is een schone fossiele brandstof die ook in grote hoeveelheden wereldwijd beschikbaar is. Bovendien is de transitie van grijze naar groene methanol (bio- of renewable methanol) relatief simpel en vergt nauwelijks extra investeringskosten voor de reders. Wel is de kostprijs van groene methanol nog veel te hoog en ook onderhavig aan een relatief kwetsbaar subsidiesysteem.’

Ook qua technische regelgeving bestaan volgens ’t Hart weinig belemmeringen voor het gebruik van methanol als brandstof in het maritieme transport. ‘Wel is de regelgeving vaak te strikt, omdat deze afgeleid is van de regelgeving voor bijvoorbeeld cryogene brandstoffen, waardoor de kosten enorm kunnen oplopen.’

Financiële hobbel
Momenteel valt de economische vergelijking tussen Marine Gas Oil (MGO), grijze methanol en groene methanol uit in het voordeel van MGO, gevolgd door grijze en tot slot groene methanol. Maar doordat op groene methanol momenteel een forse subsidie wordt gegeven, is de groene methanol bij de huidige marktprijzen vooralsnog goedkoper dan MGO. ‘Maar het Nederlandse beleid ten aanzien van subsidies op groene brandstoffen is op lange termijn niet stabiel en biedt daarmee te weinig zekerheid voor reders die over willen schakelen naar zero-emissie schepen. Als die financiële hobbel genomen kan worden, maken we een flinke sprong voorwaarts richting de nul-emissie schepen.’ (Illustratie MKC)

Dé vereniging van watergebonden bedrijven in Oost-Nederland.