NIJMEGEN Hij hoefde er niet lang over na te denken toen zijn voorganger pater Cor van Bemmelen hem vijftig geleden vroeg aalmoezenier van de binnenvaartschippers te worden. Hij aanvaardde de baan diezelfde avond tijdens het Kerstdiner. En nog steeds vindt de inmiddels tachtig jarige Bernhard van Welzenes zijn werk meer dan de moeite waard en doet hij het na al die jaren met veel plezier. ‘Als mens onder de mensen’, zoals hij zelf zegt.
Bernhard Eugenius Maria van Welzenes werd op 25 mei 1941 geboren in Den Haag. Hij groeide op in een katholiek gezin van dertien kinderen. Zijn moeder, Erna Klarenaar, was een echte schippersdochter. In 1969 ging hij theologie studeren en woonde hij in het klooster van de paters van het Heilig Hart. ‘Ik kan mij dat nog goed herinneren’, vertelt de aalmoezenier op het KSCC schipperscentrum in de Waalhaven van Nijmegen, de thuishaven van ‘de aal’ zoals hij in de binnenvaart ook wel wordt genoemd. ‘Als Salesianen van Don Bosco aten we altijd apart van de Priesters van het Heilige Hart. Die waren wat ouder. Maar met kerstmis aten we wel altijd samen. En op Tweede Kerstdag in 1971 kwam de verrassing. Pater Van Bemmelen vroeg mij tijdens het Kerstdiner of ik hem op wilde volgen. Ik hoefde daar niet lang over na te denken en zei direct ja. Ik vertelde hem dat mijn hele familie uit de binnenvaart kwam en ik noemde verschillende namen van binnenvaartfamilies. Hij was onder de indruk. Het was de dag dat ik ook als priester werd gewijd. Ik wilde dit ontvangen omdat de hele gemeenschap mij dat had gevraagd. Want ik vind het wel belangrijk dat het klikt met de gemeenschap.’
Schaalvergroting
In de vijftig jaar dat Van Welzenes nu aalmoezenier en directeur van het KSCC is, zag hij de binnenvaart flink veranderen. ‘Toen ik begon voeren er nog sleepschepen, die ik omgebouwd zag worden naar motorschepen. Een Kempenaar was in die tijd een groot schip. En toen kwam de schaalvergroting in de binnenvaart. Een Kempenaar past nu bij wijze van spreken bijna in de keuken van een groot schip. Ik heb laatst drie koppelverbanden bezocht en dan zie je pas goed dat op een 135 meter schip geen gezin meer past.’
Van Welzenes zag in die tijd ook dat de schippersorganisaties niet altijd met de ontwikkelingen in de binnenvaart meegingen. ‘Op de RKSB-bond stonden tijdens de vergaderingen de sigaren in de glazen en de vrouwen hadden het er vooral over hoe lang de rok moest zijn. Maar ze hebben wel gezorgd voor subsidie voor onze kinderen op de internaten , en kleuter aan boord mede opgestart. Anderzijds hadden ze niet in de gaten hoe de binnenvaart zich aan het ontwikkelen was. Bijvoorbeeld met de schippersbeurs. De beurs was een belangrijk hulpmiddel van de schippers, maar de overheid vond de beurs op een gegeven moment niet meer nodig. Daar had de overheid denk ik gedeeltelijk wel gelijk. Het probleem was dat je in die tijd nog veel schippers had die wel goed konden varen, maar geen ondernemer waren. En ook de bonden bleven stilstaan. Er kwamen acties, blokkades en daarna Granaria. Ik ben destijds op veel plekken van de acties geweest.’
Geen einzelgänger
De aalmoezenier heeft volgens eigen zeggen altijd een goed contact met alle schippersorganisaties gehad. ‘Je bent de aalmoezenier van de branche en je moet je niet koppelen aan één club. Ik praat bij de organisaties niet over vrachtprijzen en internationale verdragen, maar ik wil inspireren. Ik wil verbinding maken en bruggen slaan. En daarvoor moet je goed weten waar de binnenschipper mee bezig is. Ik probeer overal te zijn. Ik ben er dan niet als vertegenwoordiger van de kerk, maar wel als inspirator vanuit het evangelie.’
Samenwerken en niet door het leven gaan als een einzelgänger, is het advies van de aalmoezenier aan de binnenvaartorganisaties. ‘Ik hoop het CBRB, BLN en de ASV hun schuttingen gaan afbreken en meer gaan samenwerken. Want het gaat bij alle organisaties om de binnenvaart, om die een beter perspectief te geven. De inspiratie hiervoor zit in de bijbel. We zijn tenslotte op aarde om de schepping te voltooien. Als ik naar Rotterdam rij en ik zie over de Betuwelijn weer zo’n treintje komen aansloffen met een paar containers, dan ben ik weer trots op de binnenvaart. Dan zie ik de schepen over deWaal en Maas varen met containers, zand en grind en kolen. Dat hebben we allemaal samen bereikt.’
Samen met de organisaties vocht de aalmoezenier ook jaren voor goed onderwijs voor de schipperskinderen. Hij probeerde zelfs het nautische onderwijs naar Nijmegen te halen, maar dit mislukte. ‘Ik vind het stukje ondernemerschap voor de schipper heel erg belangrijk. Het is goed als de schipper daar verstand van heeft, net als van de techniek aan boord.’
Samenwerken
Ook in de politiek heeft Van Welzenes inmiddels voldoende contacten. ‘Op het ministerie zitten hele goede ambtenaren, maar er zijn er nog te weinig die zich met de binnenvaart bezig houden. Dat mag wel iets meer worden. Ik heb ook goede relaties door de politiek heen. Ik ben een trouw CDA-lid, maar ik heb ook contacten met bijvoorbeeld de PvdA, VVD en GroenLinks. Ik ben het niet altijd met ze eens, maar elke partij heeft wel goede punten. En wat voor de binnenvaart geldt, geldt ook voor de politiek. Een van de grootste problemen is vaak dat men niet wil samenwerken. Het is voor mij niet de vraag wie je bent, maar wie je samen kunt zijn. Bezin en doe aan reflectie. Daar heb ik altijd voor gepleit, ook in mijn vieringen en sinds kort in mijn podcast.’
Humor
Een beetje bezinning en humor is wat de aalmoezenier nog wel vaak in de sector mist, net als in de hele maatschappij. ‘Je moet af en toe ook even goed kunnen relativeren. Ik ben ook aalmoezenier voor de circussen en de kermissen en op de kermis doe ik wel eens een mis in de attractie autoscooter. Daar komen vaak heel veel mensen op af. Ik vraag ze dan ook altijd of er nog mensen zijn die roken. Ik zie de mensen dan allemaal kijken en er valt een grote stilte. Ik zeg dan dat ik dit vraag omdat ik een kaars ga aansteken. Daarna wordt het natuurlijk wel weer serieus.’
Van Welzenes heeft ook veel van de kinderen geleerd die zijn vieringen komen bezoeken. ‘Ik probeer kinderen er altijd goed bij te betrekken. Want als ik de kinderen mijn verhaal niet begrijpelijk kan vertellen, dan lukt het aan de volwassenen ook niet. Ik kan wel zeggen dat ik in de loop van de tijd dus veel van de kinderen heb geleerd. Bij een doop begon een meisje bijvoorbeeld heel erg te huilen. De moeder zei dat ze bang was omdat ik zo groot ben. Toen ik ging zitten, was het goed en stopte ze met huilen. Sindsdien heb ik een verhalenstoel.’
Nog een jubileum
Naast het vijftigjarig jubileum van de aalmoezenier, zou er dit jaar nog een jubileum zijn. De Telematicadag zou haar 25ste editie beleven. Van Welzenes stond samen met Piet Nefkens, Jan Joanknecht en Elbert Vissers aan de wieg van deze dag. In 1995 organiseerden ze een speciale informatieavond op het Nijmeegse Schipperscentrum over techniek en telematica. Hier kwam de jaarlijkse Telematicadag uit voort die nog altijd tussen Kerst en Oud en nieuw op het KSCC-centrum in Nijmegen wordt gehouden. ‘Met Niek van Haag, Desiré Savelkoul, Henk van Laar en Dirk van de Meulen is het in de loop van de jaren echt een heel erg fijn clubje geworden. Maar vanwege de Coronamaatregelen kan de dag, net als vorig jaar, helaas geen doorgang vinden. We kunnen hier straks echt geen honderden mensen aan boord ontvangen. En we vonden het geen goed idee om de Telematicadag dan maar voor een select gezelschap te houden. Dus hebben we de Telematicadag naar volgend jaar doorgeschoven.’
Opvolger
Met het bereiken van de tachtigjarige leeftijd van de aalmoezenier doemt de vraag op hoe het straks verder moet op het KSCC centrum als ‘de aal afzwaait’. Er wordt inmiddels binnen het bestuur van de KSCC druk gezocht naar een opvolger voor Van Welzenes, als directeur van het KSCC en als Landelijk aalmoezenier maar dit blijkt geen eenvoudige klus. Zo heeft de kandidaat die nu in beeld is, maar liefst al drie parochies en dat terwijl er zoveel tijd gaat zitten in het werk van de aalmoezenier. ‘Het is niet zo dat ik niet kan loslaten’, vertelt Van Welzenes van wie soms lijkt dat hij maar niet kan stoppen met werken. ‘Maar er moet wel perspectief zijn. Je bezoekt veel mensen, je belt veel, je bent altijd een luisterend oor en je geeft nazorg. Het is echt geen kantoorbaan, je bent ook priester. Iedereen kan mij altijd bellen, ik ben er altijd voor de mensen. En dat is een hele kunst en kost veel tijd. Maar een opvolger hoeft echt niet te beginnen waar ik straks eindig.’