Geen verschillen in certificering technische eisen

DEN HAAG Duitsland gaat niet soepeler om met de technische eisen van de CCR. Een en ander bleek volgens minister Cora van Nieuwenhuizen Infrastructuur uit onderzoek en inspecties van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Volgens de minister gelden in Duitsland voor schepen met personeel zelfs strengere eisen dan in Nederland. Ze gaat de motie van de Kamerleden Van Aalst (PVV) en Laçin (SP) dan ook niet uitvoeren.

De Kamerleden vroegen de minister in de motie om ‘kleine binnenvaartschepen, naar voorbeeld van Duitsland, te vrijwaren van de toepassing van de CCR-regels die een bedreiging vormen voor een financieel gezonde bedrijfsvoering’. Naar aanleiding van de motie liet de minister onderzoeken of en hoe de certificeringspraktijk in Duitsland verschilt ten opzichte van die in Nederland. ‘Er is geen waarneembaar verschil geconstateerd tussen de certificeringspraktijk op basis van de internationale regelgeving in Nederland, Duitsland of andere lidstaten bij schepen die zonder personeel varen’, schrijft Van Nieuwenhuizen in een brief aan de Tweede Kamer. ‘Duitsland hanteert, anders dan Nederland, een aanvullende keuring in het kader van de Arbowetgeving voor Duitse schepen die met personeel varen. Deze schepen moeten in Duitsland dus aan strengere eisen voldoen dan vergelijkbare schepen in Nederland. Uit het onderzoek in de praktijk door de Inspectie Leefomgeving en Transport zijn geen verdere verschillen in certificering tussen Nederland en Duitsland aan het licht gekomen. Er zijn geen gevallen gevonden waarin sprake was van vrijwaring van schepen door Duitsland.’

Praktijkvoorbeelden
De minister vroeg tijdens het Algemeen overleg (AO) in december de binnenvaartsector om met voorbeelden te komen van verschillen in certificering tussen Duitsland en Nederland. ‘Tot dan toe had ik uit handen van de Algemeene Schippers Vereeniging (ASV) een concrete casus ontvangen. Bij bestudering van deze casus is echter gebleken dat het betreffende schip bij verkoop aan een Duitse eigenaar niet volledig opnieuw was gekeurd, omdat het nog beschikte over een geldig Nederlands certificaat, dat slechts twee jaar daarvoor was afgegeven. Om de stelling dat in Duitsland structureel anders wordt gekeurd dan in Nederland te kunnen onderbouwen, was daarom behoefte aan andere voorbeelden. Mijn oproep tijdens het AO om nieuwe voorbeelden en de contacten tussen mijn ambtenaren en de sector daarna hebben geen verdere informatie opgeleverd.’

Met en zonder
Vanuit enkele fracties werd er tijdens het AO ook nog op gewezen dat Duitsland bij de keuring van schepen onderscheid maakt tussen schepen die met en schepen die zonder personeel varen. Het minister vroeg daarom aan de bevoegde autoriteit in Duitsland of de eisen voor beide categorieën schepen verschillend werden toegepast. Het antwoord daarop luidde ontkennend. ‘Alle binnenvaartschepen, met en zonder personeel, worden getoetst aan de eisen van de richtlijn’, schrijft de minister. ‘Net zoals in Nederland gebeurt. Schepen die met personeel varen, worden daarbovenop echter ook nog onderworpen aan een keuring op grond van de Duitse Arbowetgeving. Deze keuringen staan los van de keuringen op basis van bovengenoemde richtlijn en worden uitgevoerd door het Berufsgenossenschaft Verkehr. Dit is een ZBO die bevoegd is tot het maken van regels ten behoeve van werknemers op schepen onder Duitse vlag. Op grond van deze regels moeten alle schepen met personeel, ook oude schepen, bijvoorbeeld verplicht voorzien zijn van een reling. De relingplicht is in Nederland alleen op nieuwbouwschepen van toepassing.’
Om in Nederland een situatie te creëren die vergelijkbaar is met die in Duitsland, zouden dus volgens de minister schepen die met personeel varen in Nederland aan strengere regels moeten gaan voldoen dan nu het geval is. Dat acht ze ‘niet wenselijk’.

Thema-actie
Om in de praktijk te toetsen of schepen door de lidstaten inderdaad verschillend worden gecertificeerd, vroeg de minister de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) via een thema-actie inzichtelijk te maken in hoeverre de in het buitenland gecertificeerde kleine binnenvaartschepen voldoen aan de bepalingen van de internationale regelgeving. Het ging met name over de controle van kleine binnenvaartschepen korter dan 86 meter en/of met een maximaal laadvermogen van minder dan 1.500 ton.
De ILT heeft in de periode tussen eind oktober 2018 en eind januari 2019 controles uitgevoerd aan boord van kleine binnenvaartschepen van verschillende nationaliteiten. Op de dag van controle gingen inspecteurs op zoek naar schepen die op deze lijst voorkomen. Uitvoering van inspecties op de schepen gebeurde op het moment dat de schepen stillagen op wachtplaatsen, bij terminals of op andere ligplaatsen. De schepen zijn stilliggend bezocht omdat controle op een varend schip in de machinekamer te veel complicaties en risico’s met zich mee brengt. Hoewel volgens de minister onvoldoende inspecties zijn uitgevoerd om een compleet en statistisch gedragen beeld te krijgen van een trend in de afwijkingen, laten de resultaten weinig verschillen zien tussen de certificerende landen, België, Duitsland, Frankrijk en Nederland. ‘De ILT heeft geen aanwijzingen gevonden dat Nederland strenger certificeert dan de landen om ons heen.’

Aqualink is dé vereniging van watergebonden bedrijven in Oost-Nederland. Meld u nu aan als lid. Volg ons op Twitter en Facebook.