De volledige stremming van het Julianakanaal kost de binnenvaart ruim vijf miljoen euro per maand. Dat blijkt uit onderzoek van Ecorys in opdracht van het het ministerie va Infrastructuur en Waterstaat.
Wanneer de vaarweg gestremd is, bestaan de meerkosten voor vaarweggebruikers grotendeels uit de extra kosten die gemoeid zijn met omvaren. Ecorys heeft deze meerkosten via drie verschillende benaderingen ingeschat. De extra kosten als gevolg van omvaren liggen ruwweg tussen de € 3,3 miljoen en € 6,5 miljoen per maand. De ondergrens van € 3,3 miljoen per maand volgt uit een gedetailleerde berekening van Rijkswaterstaat waarbij de gemiddelde omvaarafstand geschat wordt op ongeveer 170 kilometer. De bovengrens van € 6,5 miljoen per maand is gebaseerd op een ruwe inschatting van de extra transportkosten per vervoerde ton. Deze worden op basis van de informatie die we hebben verzameld onder de vaarweggebruikers globaal geschat tussen de € 5 en € 8 per ton.
De eigen inschatting vn Ecorys die gebaseerd is op een gedetailleerde analyse van de mogelijke omvaarroutes en de extra vaarafstand die daarmee gemoeid is, komt uit op ongeveer € 5,1 miljoen aan omvaarkosten per maand.
Overige kosten
Naast de omvaarkosten heeft Ecorys nog een aantal andere kosteneffecten gekwantificeerd. Het gaat dan om de extra kosten door langere wachttijden bij sluizen en de extra tijd die gemoeid is om de werken bij het Albertkanaal te kunnen passeren. Deze extra kosten hangen nauw samen met het extra scheepvaartaanbod dat vermoedelijk gepaard gaat met stremming van het Julianakanaal. Omdat er immers flink omgevaren moet worden, zal ook de vraag naar scheepscapaciteit toenemen. Schepen zijn immers langer onderweg. En dus zullen er meer schepen nodig zijn om dezelfde hoeveelheid lading per maand te kunnen vervoeren. Deze meerkosten hebben we geraamd op:
• meerkosten scheepvaartrechten gebruik Belgische waterwegen € 21.000 per maand;
• meerkosten passeertijd werken Albertkanaal € 47.000 per maand bij een extra passeertijd per
schip van 0,5 uur oplopend tot € 188.000 per maand bij een extra passeertijd van 2 uur per schip;
• meerkosten oplopende wachttijd (gebaseerd op 15 minuten extra wachttijd per sluis en gemiddeld 6 extra sluizen op de omvaarroute) bij sluizen op de omvaarroutes € 235.000 – € 470.000 per maand.
Alternatieven
De vraag is verder welke alternatieven het bedrijfsleven heeft. In de gesprekken met een aantal belangrijke vaarweggebruikers kwam volgens Ecorys duidelijk naar voren gekomen dat omvaren eigenlijk het meest realistische alternatief is, ook al gaat dat gepaard met substantiële meerkosten. Een tijdelijke modal shift van binnenvaart naar weg wordt niet als realistisch gezien vanwege het grote kostprijsverschil en het tekort aan materieel en chauffeurs. Om de hoeveelheid lading van één gemiddeld schip te vervoeren zijn al gauw 74 vrachtauto’s (of vrachtauto- bewegingen) nodig. Met andere woorden, voor de hoeveelheid lading die in één maand met binnenvaartschepen wordt vervoerd, zijn ongeveer 86.000 vrachtautobewegingen nodig. Daarnaast wordt ook gewezen op het risico dat een verschuiving van lading van binnenvaart naar weg kan leiden tot gewenning bij klanten. De vrees bestaat dat die lading nadien moeilijk terug te halen is. Dit geldt overigens vooral voor containerlading die relatief eenvoudig van modaliteit (weg, binnenvaart en spoor) kan wisselen. Voor vervoer van bulkproducten geldt dat veel minder. Bulklading (droog en nat) is meer captive en daardoor minder makkelijk van de ene naar de andere modaliteit te verschuiven.
Ook op het spoor is sprake van beperkt beschikbare capaciteit (in verband met reizigersvervoer) en lang niet ieder bedrijventerrein beschikt over spooraansluiting. Daardoor is ook tijdelijk vervoer per spoor geen realistisch alternatief.
Onzeker
Een onzekere factor is echter het risico op het ingesloten raken van schepen en de gevolgschade die daaruit kan voortvloeien. Deze situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen wanneer de keersluis bij Limmel dichtgaat en de vaarweg al gestremd is. De havens van Stein en Maastricht zouden dan niet meer bereikbaar zijn voor scheepvaart. Het bedrag dat daarmee gemoeid is, is sterk afhankelijk van de duur. Na vier dagen zou er al sprake kunnen zijn van het stilvallen van productieprocessen van bedrijven op het Chemelot-terrein. De kosten hiervan worden door de marktpartijen zelf heel ruw geschat op enkele honderdduizenden euro’s tot 10 tot 15 miljoen euro per fabriek per maand. Wel zou eventueel een extra strategische voorraad van enkele dagen kunnen worden aangehouden (dus bovenop de normale voorraad), dit om te voorkomen dat bedrijfs- processen moeten worden afgeschaald of zelfs stilgelegd als belevering voor meerdere dagen niet mogelijk is. Uit informatie over de eerdere sluitingen van de keersluis Limmel is immers gebleken dat die sluiting beperkt blijft tot hooguit enkele dagen. Met die extra (strategische) voorraad zouden de effecten van verstoorde bedrijfsprocessen dan nauwelijks een rol meer spelen.
Aqualink is dé vereniging van watergebonden bedrijven in Oost-Nederland. Meld u nu aan als lid. Volg ons op Twitter en Facebook.